Druivenvariëteit verwijst naar de specifieke soort druif die wordt gebruikt voor de productie van wijn. Elke variëteit heeft unieke kenmerken, zoals smaak, aroma, kleur en tannine-niveau, die de uiteindelijke smaak en stijl van de wijn beïnvloeden. Bekende variëteiten zijn bijvoorbeeld Cabernet Sauvignon, Merlot en Chardonnay, die wereldwijd populair zijn.

De herkomst van een druivenvariëteit heeft ook een grote invloed op de kwaliteit van de wijn. In Bordeaux, Frankrijk, zijn Cabernet Sauvignon en Merlot de belangrijkste druiven voor rode wijnen, terwijl in de Bourgogne Chardonnay en Pinot Noir domineren. Italië staat bekend om variëteiten zoals Sangiovese in Chianti en Nebbiolo in Barolo, die typerend zijn voor hun respectieve regio’s.

Druivenvariëteiten worden ook beïnvloed door terroir, wat de combinatie van klimaat, bodem en omgeving inhoudt. In warme klimaten zoals Australië gedijt de Shiraz goed, terwijl in koele gebieden zoals Duitsland de Riesling tot zijn recht komt. Dit leidt tot onderscheidende stijlen, zoals de volle, fruitige Shiraz versus de frisse, bloemige Riesling, waardoor de diversiteit in wijnproductie aanzienlijk toeneemt.