Blaufränkisch bloeit vroeg maar rijpt laat en heeft derhalve een warm klimaat nodig. Dat heeft de druif gevonden in Oostenrijk en Hongarije. De wijn heeft een diepe kleur en veel maar zachte tannine. Zijn aardse, vlezige smaak wordt gecompenseerd door een hoog zuurgehalte. De meeste blaufränkisch zijn aangeplant in Burgenland, maar ook rondom Württemberg in Duitsland, waar de druif blauer limberger wordt genoemd. Verder groeit deze druif in Hongarije aan de andere kant van de grens met Oostenrijk, waar de druif kékfrankos heet. Ook in Washington State in Noord-Amerika is de druif aangeplant onder de naam lemberger.

De sankt laurent is een ander druivenras dat het goed doet in Oostenrijk, vooral in de Thermenregion. Daar wordt een stijl gemaakt die verdraaid veel lijkt op pinot noir, en soms beter is. Een aanrader dus voor pinot noir-liefhebbers! Sankt laurent is niet lang houdbaar en je kunt hem het best binnen drie jaar drinken.